KPNI Belgium

De eerste 1000 dagen: de onzichtbare dynamiek van een familiesysteem

‘Je zoekt met je symptomen naar wat je gemist hebt de eerste jaren.’ — Leo Pruimboom

Het citaat hierboven van Leo Pruimboom, founder van de PNI, is systemisch belangrijk. Want waar de oprichter geëerd wordt, gaat het altijd beter met de organisatie. Een ander gezegde van Leo is: ‘In de verandering ligt de oplossing. De kleinste verandering maakt het grootste verschil.’ Dat merk je ook in een familieopstelling. Als mensen op een andere plaats gaan staan in het systeem, dan gebeurt er iets anders.

Tijdenshet kPNI Congres van het Kindbrengen we op een integrale, onderbouwde en diepmenselijke manier inzichten en technieken samen die ons empoweren om de volwassenen van morgen sterker te maken. Sterker op immunologisch, neurologisch, psychologisch en energetisch vlak.

Hier lees je alvast een fragment uit het congres vanEls van Steijn, docent en therapeut familie- en organisatieopstellingen, coach, opsteller en schrijver.

We blijven altijd kind van onze ouders

Hardnekkige patronen in iemands leven kan je terugbrengen naar je familiesysteem van herkomst, naar geboortedynamieken. Enkele voorbeelden:

  • Als je moeite hebt met gezag en autoriteit, dan heb je nog iets met je vader uit te zoeken.
  • Heb je moeite met relaties, dan heb je vaak nog wat met je moeder uit te zoeken.
  • Kosten grote groepen je energie of voel je je snel schuldig? Dan heeft dat ook iets met je moeder te maken.
  • Neem je snel verantwoordelijkheden op je schouders die niet van jou zijn? Als dat vaak gebeurt, is het structureel, een hardnekkig patroon. Dat kan je altijd herleiden naar je biologische familiesysteem van herkomst.

In dat systeem zitten onzichtbare wetmatigheden die we nog niet goed kennen. Zodra je ze kent, kan je ze in je voordeel laten werken, in plaats van tegen je. Het is als de zwaartekracht: je kan er tegen vechten, maar dat heeft niet veel zin. Die wetmatigheden hebben veel belang, voor je privéleven, voor je werk als professional, en voor de mensen die je begeleidt.

De metafoor van de fontein

Stel je een mooie fontein voor met allemaal bakken met water. De bovenste bak is van de voorouders, met daaronder de 4 grootouders, de volgende bak is van je ouders, jij staat in de kindsbak, en daaronder jouw kinderen, jouw kleinkinderen … Zelfs al ben je al (groot)ouder, je staat altijd in de kindsbak. Hierbij gaat het trouwens altijd om de biologische familie.

Mensen in evenwicht, die zich in de basis vervuld voelen, staan met hun innerlijke houding vrij goed en stevig op hun eigen plek: een unieke en onbetwiste plek. Door veel ervaring, en het volgen van mensen en hun levensloop, weten we dat mensen met wie het niet goed gaat en die vaak problemen hebben, niet goed staan op hun eigen plek.

Als je wilt dat daar iets aan gedaan wordt, moet je eerst goed je plek kennen in die fontein: in de kindsbak onder je ouders, in volgorde van geboorte, ook halfbroers of -zussen, ook doodgeboren en geaborteerde kinderen, en zelfs de kinderen die je vader misschien nog gemaakt heeft (zelfs als hij dat zelf niet weet). Iedereen die erbij hoort, hoort erbij. Elke bloedband telt mee. Als die hun plek niet krijgen, krijg je systemisch ‘gedoe’. Ieder kind moet zijn plek krijgen, want anders is de volgende generatie niet veilig. En … soms weet je niet echt wat je plek is.

Opdat het je goed zou gaan in je leven, moet je met je innerlijke houding in die onzichtbare fontein gaan staan op je eigen plek, en daar moet je de stroming oppakken die zo essentieel voor je is. Soms ga je van je plek. Dan ga je eigenlijk altijd omhoog en neem je de verantwoordelijkheid van een ander over. Zulke ‘opstijgers’ kunnen drie redenen hebben.

Opstijger 1

Dit betekent dat je verantwoordelijkheid hebt overgenomen die niet van jou is. Bijvoorbeeld: als je om moeder te sparen je zorgen niet deelt (‘Ik doe het wel alleen’). Dan ga je in de bak van je moeder staan. Dan krijg je een patroon in je leven waarbij je makkelijker kan geven dan ontvangen, en dat is vermoeiend. Ook kan je problemen krijgen in relaties of in liefdesrelaties.

Een relatie is altijd een uitwisseling van geven en ontvangen. Geven staat hoger dan ontvangen. Als je ontvangt, sta je in schuld. Dat geeft een schuldgevoel, en dat is uiteindelijk een rotgevoel. Dus ga je teruggeven, en dat maakt het weer even. Geven is het begin van een relatie, maar goede, voedende relaties ontstaan als je over en weer van elkaar kan ontvangen. Dat geldt voor àlle relaties, behalve de ouder-kindrelaties. Als je niet kan ontvangen, kan de ander zijn schuld niet kwijt. Het gaat niet goed in een relatie waar je veel meer geeft dan je ontvangt, want het is niet om uit te houden als je moet ontvangen en niet kan geven.

Kunnen ontvangen is dus een essentiële vaardigheid, maar die leer je pas als jij afdaalt naar je plaats in de kindsbak. Je kan al op jonge leeftijd en op allerlei manieren voor je ouders hebben gezorgd. Dat is dan het kind ‘waar je geen kind aan hebt’. Maar wellicht zorgt dat kind voor de ouders… Dat kan ook gelden voor ADHDrukke kinderen. Soms is dat een manier om de ouders te helpen, om ze in het hier en nu te houden. Dat is eigenlijk ook voor de ouders zorgen.

Dit wil niet zeggen dat je ouders niet voor jou zorgden. Enkel dat jij diep vanbinnen ook voor hen zorgde. Dat patroon herhaalt zich dan in de rest van je leven: in relatie, werk, in vriendenclubs, voor je patiënten …

Even over moeders en de band met je moeder. Als je moeder boven je in de bak staat, krijg je het vermogen om je ten diepste te verbinden met een ander, ook met een partner. Achter je partner staat altijd je moeder (in om het even welke relatie). Hoe ik verbonden ben met mijn moeder, bepaalt hoe ik mij ten diepste kan verbinden met mijn partner. Natuurlijk is een relatie altijd de kunst van geven en ontvangen, maar de relatie met de moeder vormt een extra dimensie. Als jij goed je moeder boven je kan zetten, maar je partner kan dat niet, dan wordt die overvraagd. Dan kan je die niet ten diepste bereiken, er wordt iets van de partner gevraagd dat zij/hij niet kan geven.

Welke vraag moet je dan stellen als je gaat daten en een goede relatie wil? ‘Vertel eens iets over je moeder.’ Als daaruit geen respect blijkt, dan is het geen relatiemateriaal. Moeders zijn extreem belangrijk hiervoor.

Een bijkomend aspect is dat van groepen en de energie die ze van je vragen. Als je naar een groep kijkt, kijk je ook naar je moeder. Het is een dubbelbeeld: als je moeder kritisch naar je keek, dan heb je dat gevoel ook als je voor een groep staat en denk je dat de groep dat ook doet. De vraag is of dat echt zo is. Als je je moeder goed boven je kan stellen, dan wordt een groep gewoonweg een stel individuen. Ook eigen ondernemingen gaan beter als je je moeder boven je kan stellen. Ik heb hier geen bewijs voor, maar ik zie die patronen.

Opstijger 2

Dit betekent dat je een oordeel hebt over je ouders. Dan ga je uit verbinding. Je gunt hen hun plek niet, je komt boven je ouders te staan en dan klopt de fontein niet meer. Het lastige is dat je daarin gelijk kan hebben (je ouders deden dingen die niet hoorden of waren afwezig), maar de fontein houdt geen rekening met ethiek. Het is een package deal. Je kan niet onderhandelen: het is al het goede, al het minder mooie, én alles waar je naar verlangd hebt, maar dat ze je niet konden geven.

Ouders geven wat ze kunnen geven. Hadden ze meer gekund, hadden ze dat ook gedaan. Maar er kan zich veel afgespeeld hebben vroeger in hun leven, ze kunnen ook tekorten gehad hebben enz. Je bent 50% je vader en 50% je moeder. Pàs als je alles aanvaardt, als je ouders mogen zijn in je packagedeal wie ze zijn, kan je volledig jezelf zijn en aanvaarden.

Vaders zijn ook heel belangrijk. Als je je vader niet goed boven je kan zetten, dan krijg je bewijsdrang en een enorme behoefte aan erkenning en gezien worden. Zodra hij op zijn plaats staat, komt alles op zijn plaats. Dan krijg je je natuurlijke daadkracht en kan je beter voelen waar de grens moet liggen. Wie dat niet kan, blijft altijd tweede vaders zoeken, of wordt overdreven spiritueel. Ze nodigen je vaak uit om die vervangende rol te spelen. Trap niet in die valkuil.

Opstijger 3

De derde reden waarom je niet goed op je plaats staat is onbewuste identificatie. Ieder heeft zijn eigen plek in het systeem, ook miskramen, enz. Een van de wetmatigheden is dat iedereen die er bij hoort, er bij moét horen. Buitensluiten veroorzaakt altijd systemisch geklungel. Buitensluiten doe je via je persoonlijke geweten en kan vaak heel verstandig zijn. Maar soms gebeurt het omdat er is niet voldoende gerouwd is, bijvoorbeeld om een overleden kind. Of sommigen hebben een (half-)broer of (half-)zus die ze niet kennen, of zonder dat ze het weten.

Op het moment dat je iemand buitensluit, wordt het familiegeweten geactiveerd. Dat geweten voel je niet, maar het is er wel en het waakt over jouw fontein. Dan gaat een willekeurig kind (dat later geboren is) onbewust die plaats innemen. In opstellingen zie je dan een diepe liefde tussen die personen. Op het ogenblik dat je onbewust bent geïdentificeerd, leef je ook volgens die dynamiek: ‘het zal mij niet beter gaan dan jou’. Ze saboteren zichzelf, want het mag niet goed gaan. Als het te lang goed gaat, dan zijn ze ontrouw aan hun identificatie.

Onbewuste identificatie belast je leven zonder dat je het door hebt. Het gaat nu eens goed en dan weer slecht, zonder dat je weet waarom. Doorgaans worden hiervoor vaak antidepressiva gegeven, want die erkennen onbewuste identificatie niet. Terwijl je het toch kan loskoppelen via een familieopstelling, zodat je kan afdalen. Dan zie je ook dat iets met het lichaam gebeurt: ontspanning, vrijere ademhaling, betere spiertonus, stevigere voeten … Dat zijn tekens van het begin van afdalen.

De enige manier om uit de derde opstijger te geraken is via een familieopstelling, of een goede systemische coach die het goed kan aanvoelen. Bij opstijgers 1 en 2 heb je het zelf in de hand om op jouw plek te komen.

Als kind kan je er eigenlijk niets aandoen dat je opstijgt. Je mama sterft, papa zit in de gevangenis, of broertje wordt erg ziek … Dan word je als kind wel uitgenodigd om op te stijgen.

Maar als volwassene heb je altijd de keuze om af te dalen. Hoe je dat doet? Door het antwoord op de vraag: ‘Wat is van mij, en wat is van de andere?’ De bezorgdheid van de moeder kan je niet oplossen, want dat is niet van jou. Dus dat moet je loslaten. Idem met een verslaving van de vader. Je mag feedback geven en grenzen stellen (‘Je bent welkom, maar enkel dan en nuchter.’), maar je maakt het veilig voor jezelf. Je erkent de plek van de ander, zodat de fontein weer gaat stromen. Let op: kritiek leveren (‘Je bent niet goed genoeg voor mij’) is opstijger nummer 2.

Deel 2 van de vraag is: wat is van jou? Alles wat van jou is, kan je dragen. Daar kan je een oplossing voor vinden en verwerken, rationeel en emotioneel (emoties voelen en ervaren). Dan gaan de scherpe kantjes er vanaf en op een bepaald moment is het verwerkt. Je kan altijd met je innerlijke houding op je plek komen, en dan kan je de fontein weer opvangen.

Dit lichaamswerk is mijn levensmissie geworden: kinderen en volgende generaties helpen systemisch schoon en onbelast te zijn. Dan kunnen die meer hun eigen leven leiden. Een kind voelt altijd of een ouder wel of niet op hun plek staat. En als ik ervoor kan zorgen dat ouders beter op hun plek staan, dan zorg ik ook voor een beter leven voor de kinderen. Dit is het mooie van systemisch werk: je moet het niet oplossen, je moet het enkel zichtbaar maken en het moet erkend worden. En weet: de patronen in het familiesysteem herhalen zich weer tijdens het leven en in volgende generaties, tenzij ze opgelost worden …

Bronnen en wetenschappelijke referenties in dit artikel